130 Daarvoor is hij den dank van liet nageslacht waardig. Onze geëerbiedigde Koning erkende deze en andere diensten toen hij hem ,die eindelijk, op zeventigjarigen leeftijd na herhaalde aanvallen van beroerte tot zjjn werk zich niet meer in slaat gevoelde een buitengewoon pensioen toekende. Twee jaren rustte hij van zijn werk zaam leven uilen hoewel de helderheid van zijn geest was geweken zoo had hem nogthans zijne menschlie- vendheid en het gevoel voor liuisselijk geluk niet ver laten. In het huisselijk leven had hij altijd, als in ceue stille haven, uit de beslommeringen van zijne woelige loopbaanruste gezocht en beschouwde die genoegens als zijne beste uitspanning, daarvan schrijvende: «dat hij hoewel niet rijk zijn liuisselij k geluk hooger schatte dan eene kroon. Daarom had hij ook geonc schatten noodig Hij verachtte alle oneerlijke middelen om ze to verkrijgen hetgeen bij de menigvuldige gelegenheden in sommige tijden die hij beleefde vereerenswaardig is. Ook als huisvader en echtgenoot, was hij naauw- gezet en achtingwaardig. Wat hij aan zijne bezigheden ontwoekeren kon, wijdde hij aan zijn goziu en aan de opleiding en opvoeding zijner kinderen, terwijl zijne zonendie hetzelfde vak gekozen haddennadat hij ze elders naar zijn vermogen had laten onderwijzen in zulk eenen vader den besten leermeester hadden die hen do vermelde kundigheden leerde toepassen: getuige daarvan zijn schrijven: «ik hoop mijuo beide

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 252