132 Hiermede eindigen wij onze mededcelingcn en opmer kingen over het leven en het karakter van eencn man, die daardoor eenigzins wordt gekend en als wij ons niet bedriegen verdient gekend en gedacht te worden. Wij hebben slechts kortelijk aangestipt, wat verdiende breeder uiteengezet en toegelicht te worden doch men boude in 't oog, dat wij het stukje voor den Zeeuwschen Yolks-Almanak schreven en vreezen reeds te veel van den lezer gevergd te hebben. Gwsseptember 1839.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 256