149
Weinig geldtals 's levens wcoldo
Tot genot ons wakker kust
Of de vreugde in slaap ons streelde
Door geen' bangen droom ontrust;
Niels beduidt bij vreugdgenot
Onderworpenheid aan God:
Maar, ook daar nog 't hoofd te beuren,
Waar do grailucht ons omwaait,
Waar we ons vrienden zien ontscheuren,
Gade of kindren weggemaaid
Daar nog pal staan als een rots
Dat kan slechts een gunslling Gods.
Als van rondom roeden snerpen,
En de hoop zelfs wordt geblusclit
Dan als kind zich te onderwerpen
En de slaande hand gekust,
Zonder dat men morrend zucht
Dat is van 't Geloof do vrucht.
Zie op U mijn Yriend dien zegen
Als een balsem uilgestort!
Dan hoe hoog do jammren stegen
Zijt gij met een schild omgord,
Waar de schicht zelfs van den dood
Krachtloos op te morzel stoot.