150
Al daar builen is geschitter
En verligt geen' enklen last;
Zij do kelk dan nog zoo bitter
Daarom houd dat anker vast
Al daar builen is een staf,
Brekend bij het rustpunt af.
Mogten wij (dit is 't bedoelen
Van de hand, die ons bedroeft)
Mogten wij t steeds diep gevoelen:
't Is ons nutte zijn beproefd.
Meestal is der plagen drang
Bron van 't vurigst lofgezang.
Moedloos dan niet neergezonken
Hooploos niet in 't wee versmacht;
In geen boeijen U geklonken
Waar U vrijheid tegenlacht;
Maar met onderworpen borst
's Levens leed met moed getorscht
Dan slechts wil ons do Almagt schragen,
Houden wij bij 't knellend wigt
Dat haar wijsheid geeft te dragen
Opwaarts hoofd en hart gerigt
Wie als bloodaard wijkt en vliedt
Wachte op hulp van boven niet.