XLVIII.
Orion. Deze lijn eindigt in eenen vierhoek zij ude Pega
sus. Boven Andromeda, naar liet Noorden herkent men
weder Cassiopeia. In het Noordwesten juist waar de
Melkweg zich in tweo strepen verdeeltstaat dc Zwaan.
Is de hemel nabij den gezigteinder helder genoegdan
zal men daaronder, laag in het Noorden, eene zeer
heldere engroote ster(l) zien, die tot het kleine sterre-
beeld de Lier behoort, hetwelk wij in den zomer hoog
in het Zuiden zullen aantreffen. In het Oosten komt de
Leeuw op. Men kent hem aan eene bleekgele ster van
de eerste grootte (2). Onder de Tweelingen vertoont zich
wat later insgelijks eene zeer heldere ster (3); zij is van
een helder geeldoordringend licht en behoort tot den
kleinen Hond. Tusschen Regulus en Procijon staatmaar
lager eene roode ster (4)die tot het sterrebecld van
de JFaterslang behoort.
Februarij.
Thans staan Orion, de Stier en de rivier Eridanus
reeds liooger in het Zuid-Oosten. Daar wij de voor
naamste sterrebeelden welke thans zigtbaar zijn,reeds
hebben leeren kennenkunnen wij dezulken met een
korte aanduiding voorbijgaan. In het Westen is de fFal-
visch reeds bijna ondergegaan. Regts daar boven is de
Ram te kennen aan twee vrij heldere sterren, van welke
(1 )Wega. (2) Regulus. (3) Procijon. (4) Alphard.