1,11. gcnile schitterende sterrcbeelden zijn reeds ondergegaan zoodat de Westelijke hemel slechts weinige sterren telt. Procijon is in het Westen zoo goed als ondergegaan; ook Perseus is in het Noord-Westen naauwelijks meer zigtbaaren van den JHagenman kan men hoogstens nog de heldere ster Capella onderscheiden, luhet Noord- üosten schittert de Liermet Lf^ega die met Sirius dingt naar den naam van de prachtigste ster des Hemels te zijn. Links daaronder is de Zwaandaaraangelijk wij vroeger zeiden (Januarijte kennen dat zich daar de Melkweg in twee strepen verdeelt. De JL^eegschaal is in het Oosten geheel opgegaan. De Schorpioen komt ver volgensaangewezen door den reeds vermelden donker- rooden Antaresom wien zich een boog van sterren slingertmet de bolle zijde naar de JVeegschaal gekeerd. Tusschen Wega en Airfares, nu beide bekend, zoeke men Ophiuchusof den Slangendrager. In het Zuid- Oosten staat Boötes met A. returns tusschen wie en JPega zich twee sterrebeelden bevinden: hetecne is Hercules dien wij de volgende maand beter zullen leeren kennen het andere de Kroon een krans van ééne groote en verscheidene kleine sterren. Verder in de maand komt onder de Lier een klein sterrebeeld opmet eene goud kleuren ster van de eerste grootte. liet is Atairin den Arend. Links daarvan rijst de Dolfijnkenbaar aan vier kleinere sterrenin den vorm eener ruit. Gemma.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1840 | | pagina 62