37 ->r moeder, om welke goed te verstaan, dit kort verhaal moest vooraf gaan. Haar, die hem steeds zoo teeder had liefgehad maakt hij daarin deelgenoote van zijn bitter lijden. Hij die zijn klagt tot u durft rigten dierbre vrouw! Is meer, dan een op aard gebogen door den rouw Is meer dan een op aard in 't knellendst wee verlaten. Maar schoon ook allen tot zijn naam misschien vergaten, "ij weet, en 't schenkt hem troost, dat er nog ééne leeft, Die met der jaren vlugt hem niet vergeten heeft; Dat ééne om hem nog treurt om 't kind, dat snood haar zorgen Miskende en ook voor haar zich jaren hield verborgen. Dij leefto moeder 1 leeftdoch zóó door leed gebukt Dat u 't berigt daarvan meer tranen wis ontrukt Dan om 't vermoeden van zijn dood door u vergoten. Hij leeftmaar ach waartoe de wond, misschien gesloten Door 't heulsap van den tijd met onbezonne hand Heropend en doorgriefd Mijn moederovermand Door onspoedsfolteringword ik tot u gedreven Wil mij ook deze smartu aangedaan vergeven 't Is mij behoefte in dit zoo schrikvol eenzaam oord Waar voor uw kind geen hoop dan hoop op 't graf meer gloort Uit overkropt gemoed mijn lijden u te klagen. O 'k heb het lang getorscht, maar 't is niet meer te dragen. Gevoelloos als het graf, zwijgt alles om mij heen En gij blijft op deze aard mijn heul en troost alleen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1841 | | pagina 135