medewerken. De schoone en onnavolgbare figuren die
door deze krijstallisatie op de glasramen worden voort-
gebragtzijn aan elk bekend.
Het ijs is ligterdaa het water, waaruit het voortkomt;
want het drijft in en op het water: een bewijs, dat eene
bepaalde hoeveelheid water tot ijs geworden, meer uit
gebreidheid heeftdan toen het vloeibaar was.
Eene zeer opmerkenswaardige eigenschap van het ijs
is deszelfs verbazende uitzetting: dezo is zoo groot, dat
zij mot de sterkste uitzettende krachten, die wij kennen,
die van het buskruid en van den stoomkan worden
gelijk gesteld.
Reeds onze Hoigebs heeft dit aangetoond in het jaar
1667. Hij liet water, in een ijzeren buis besloten, be
vriezen en vond na een tijdsverloop van 12 uren de
buis op twee plaatsen gebarsten. Do Florentijnsche
Academie nam dezelfde proef met eenen ijzeren kogel
van omtrent drie duimen middellij ns, waarvan het ijzer
ruim anderhalven duim dikte had: hij bevatte dus slechts
éénen taarlingschen duim water, en vroor niet te min
aan stuk. Professor Mcsscuebbuok* heeft berekend, dat
deze ééne taarlingsche duim water, tot ijs geworden
eene kracht heeft moeten uitoefenen gelijk slaande met
de drukking van 27720 oude ponden.
In 1785 deed de heer Williams in Quebekdoor het
zelfde middel, eene bombe bersten van omtrent 13 duimen
middellij ns en 1 en een half tot 2 duimen metaal dikte: