petite ville, noemt; (3) dan zal men die Kamer, binnen deszelfs muren opgerigtwel niet tot hoogeren ouderdom dan tot bet laatst der vijftiende of het begin der zestiende eeuw kunnen oproeren. Yandien eersten tijd wordt ons evenmin als van dergelijke, ja meer belangrijke inrig- tingen, iets gemold. De dagen der Notulen-jagt was ook nog niet daar Na hare vestiging kon zij deu naam niet missen en prijkte zij weldra met dien der Nardusbloem. Indien het ontegenzeggelijk is, dat de kamers van de gilden hare schilden outleenen(4) dan kan die van Goes het hare genomen hebben van de broederschap des Hand- hoogs die in haar wapen behalve het ééne grootere en de vier kleinere kruisen; eene Nardusbloem voerde. Even als het jaar, waarin deze Kamer werd opgerigt, ligt hare uitgebreidheid in het onzekere. Zij bestond behalve uit gemeene gildebroedersuit eenen Prins en Dekens, wier getal op drie werd bepaald, terwijl een bode niet werd gemist. Bij do opneming van nieuwe broeders in de Kamer legden deze eenen eed af van den volgenden inhoud: dit sweeren wij, Kethorizijn en tabbaarddrager van deNardusblomme ter Goes te wesen de ordonnantie, die daar af bij baillieuen borgemccs- ters en schepenen gemaakt ende geordonneerd is, of (3) Zie het Piivilegieboek fol. 45 vso. (4) Zoo meent N. G. v. Kampen in zijne Geschiedenis der Nederl. Letterenenz., D. I, p. 35.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 140