18 i gemaecktdat bij de achtb. Mag islraetde kamer van Rethorica zijnde vernietichtexpresse interdictie aen de Personen is gedaen en gelast hare ornamenten over te leveren; twelck met aengenaemheit zijnde verstaen is goedgevonden t selve ten naesten de E. Classe bekent te maken en in bedencken te geven of niet zonde goed vinden hare Ed. Mo en de respective ambachtsheeren te vrrsoecken dat t selve goede exempel ten platten lande mochte ingevolcht werden. (13) Eu gaf ook de Regering na twee jaren de gceischle goederen terug de Kamer herstelde zich niet, ofschoon zij misschien nog eenigen tijd in den vorm eens letterlievenden vrien- denkrings hebbe voortgeduurd. Wij zouden deze bijdrage kunnen eindigen, indien er nog niet ééne aanteekening ware bij welke wij moe ten stilstaan. Zij behelst een besluit der Regering, van het jaar 1630, tot vereeniging van de oude en nieuwe Kamers van Relhorica tot ééne Karner In hetzelve wordt gezegd dat het geschiedt op verzoek van beiden. Ter geregelde volvoer ing van dit plan werden de Prins en de Dekens van beide kamers ontslagen, met last, dat men alle jaren een dubbel getal zou overgeven, opdat de Magistraat eenen Prins en drie Dekens hieruit kie zen mogten. Het is niet ligt te gissen, welke van deze twee met den naam der Nardusbloem geprijkt hebbe, (13) Kerkeraads-IIandelingen van Goes, 1679.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 146