28
Het rooft in 't rond ran beemd eu gaard
I)es landmans eigendom
En keert, beveiligd door zijn zwaard,
Met rijken buit weërom.
Bij God! dat duldt do burger niet,
Die van de helden stamt,
Wier arm 't onmeet'lijk rijksgebied
Des Spanjaards heeft verlamd.
Hij komt met telkens groeijend tal,
Door zucht naar wraak gejaagd
En rust niet, voor de vestingwal
Metalen monden draagt.
Hij grijpt en tast naar kruid en lood
En pakt het op elkaar,
En rigt het werktuig van den dood
Op de ongebonden schaar.
Hij zwaait de lont, die dorst naar bloed,
En strijkt haar dreigend neër.
«Geen moord aan 't laffe slavenbroed
»Bevlekke 's burgers eer.
Wie hart in 't lijf heeft, volg' mij na
En sta getrouw mij bij
»Wie vreezen moog'hij blijve ik ga,
En hou den toegang vrij!»