29 't Was Wrsterwijk wiens heldeulijf. Met heilig vuur bezield Van 't woest en onbedacht bedrijf Des burgers arm weerhield. 't Was Westerwijk, wiens mannenstem Hem riep tot schooner daad Eu allen willen mee met hem Die voor hun regten gaat. Een klein getal slechts kiest hij uit, Een klein maar wakker tal Dat met hem 's yijands roofzucht stuit' En, moet het, met hem rail'. Maar, wat vermag het heldenvuur, Dat in den boezem brandt Als de overmagt om gracht en muur Haar' trolsche vanen plant? De vesting van rondom berend En naauwer digt gespard De wakk're vesting viel in 't end, Ten spijt van 't heldenhart. Men spant de vierschaar daagt den held Die, voor zijn' vaderstad In 't hagch'lijk uur ten strijd gesneld, Zijn' trouw bewezen had.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 157