a
51
Bij den brand Tan 1618 was het Orgel, dat, vóór den
overgang der Kerk aan de Hervormdendaarin ge
plaatst was, vernield. Dit vroeger Orgel was niet dhar
geplaatst, waar het tegenwoordige zich bevindt. Daar
toch was weleer de plaats des altaars. Het vroegere
was waarschijnlijk geplaatst aan de Westzijde tegen
den voormaligen toren welk gedeelte toen tot de Kerk
zelve behoorde, en dat wel niet zoo diepmaar veel
breeder was, dan het tegenwoordige Koor, blijkens
pilaren, die men nu nog vindt in den buitenmuur
der Wandelkerk. Dit gedeelte verbrandde geheel en
dus ook het Orgel. Hetzelve schijnt echter, naar de
denkwijze dier tijden, door de Hervormden onder de
godsdienstoefeningen ter begeleiding van hel gezang nim
mer gebruikt geweest te zijn Volgens de Synode te
Dordrecht van 1578 moesten de Orgels, voor een' tijd
slechts geduld, zelfs weggenomen worden. Die van Mid
delburg (1581hoewel dit vonnis eenigzins verzachtende
(daarvelen op het behouden der Oigels in de Kerken,
al gebruikte men ze niet bij de godsdienstoefening ge
steld bleven) keurde mede het gebruik voor of bij de
predikatie af. (16) Doch de Orgels bleven bestaan. Te
Goes werd zelfs in 1608(blijkensde stadsnotulen f 138)
(16) Men zie hierover en het geen hierop betrekking heeft de
«nauwkeurige verhandeling van den Hoogleeraar Kist, over het
Kerkelijk Orgelgehruik, bijzonder in Nederland. Archief voor
Kerkelijke Gesch., D. X, bl. 247, v. v.