Bij den brand ran 1618 was het Orgel, dat, vóór den orergang der Kerk aan de Hervormdendaarin ge plaatst was, vernield. Dit vroeger Orgel was niet daar geplaatst, waar het tegenwoordige zich bevindt. Daar toch was weleer de plaats des altaars. Het vroegere was waarschijnlijk geplaatst aan de Westzijde tegen den voormaligen toren, welk gedeelte toen tot de Kerk zelve behoorde, en dat wel niet zoo diep, maar veel bieeder was, dan het tegenwoordige Koor, blijkens pilaren, die men nu nog vindt in den buitenmuur der Wandelkerk. Dit gedeelte verbrandde geheel en dus ook het Orgel. Hetzelve schijnt echter, naar de denkwijze dier tijden, door de Hervormden onder de godsdienstoefeningen ter begeleiding van het gezang nim mer gebruikt geweest te zijn Volgens de Synode te Dordrecht van 1578 moesten de Orgels, voor een' tijd slechts geduld, zelfs weggenomen worden. Die van Mid delburg hoewel dit vonnis eenigzins verzachtende (daarvelen op het behouden der O.gels in de Kerken, al gebruikte men ze niet bij de godsdienstoefening ge steld bleven) keurde mede het gebruik voor of bij de predikatie af. (16) Doch de Orgels bleven bestaan. Te Goes werd zelfs in 1608 (blijkens de stadsnotulen f 138) (16) Men zie hierover en het geen hierop betrekking heeft de naauwkeurige verhandeling van den floogleeraar Kist, overhel Kerkelijk Orgelgebruik, bijzonder in Nederland. Archief voor Kerkelijke Gesch., D. X, hl. 247, v. v.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 185