56
rigting of voltooijing en inwijding (welke in't laatst rah
December 1643, misschien wel op Kersmis plaats had)
niet ongedacht te willen laten voorbijgaan.
Wij willen nu het oog van het Orgel afwenden en
den blik naar beneden slaan. Wij willen dien vestigen
op den grond waarin het stof der raderen rust. Wie
deed dit somwijlen niet, als hij eene Kerk bezocht?
Als wij op de grafzerken letteren zien ingegrifddan
ontstaat er bij de meesteu nieuwsgierigheid om die te
lezen, en wij willen weten wat de lerenden ran de
dooden op hunne graven gezegd hebben. Wie wordt
aan die plaatse niet geboeid als hij ereenen beroemden
hem bekenden naam op vindt? Zulke grafzerken be
vatten somtijds niet onbelangrijke geschiedkundige bij
zonderheden, en ook daarom zijn zij er neergelegd en
moeten zij in waarde worden gehouden Zulke graf-
steeuen vond men weleer in de Goessche Kerk. Slechts
enkelen, meest echter van lateren tijd, worden er nog
aangetroffen. Velen zijn thans in de Preekkerk door
eene houten bevloering bedekt, welker wegruiming wij
echter daarom niet wenschen mogen. Volgens sommigen
zou daaronder een grafzerk liggen, waaronder het stof
van den Kronijkschrijver M. Smallegaitge rusten zon,
en waarop het jaartal van zijnen dood, waaromtrent
nergens elders eenig zeker bescheid te vinden is, 1704
zou zijn uitgedrukt. Volgens anderen zou men zijn graf
moeten zoeken in het Noordoostelijk vak der Wandel-