bl ah kerk>vaar het echter niet meer kenbaar, en dus niet ld) te vinden is. Dit zou wel een bewijs opleveren dat men niet zeer zorgvuldig in het bewaren dier gedenk en teekeuen geweest is. Wij willenditniet alleen toeschrijven ;en aan die dolle razernijwelke op het einde der vorige eeuw fie woedde, toen men uit zucht naar gelijkheid ook de graf- it steenen meende te moeten schenden; wij meenen sporen an van anderen aard ontdekt te hebben, waaruit wij op- te maken dat men vrij zonderling met dezelve gehandeld de ze waarschijnlijk verplaatst en omgekeerd en er andere rdt namen op gegrift heeft. Nog eeue andere omstandigheid, len waarvan wij reeds gewaagden heeft mede enkele ver- be- nieligdnamelijk de brand van 1618. De la Rue (21) }ïj- schrijftdat door dien brand de grafzerk waaronder het en gebeente rustte van den beroemden Jacob Value, (die af- in Engeland 9 Julij 1603 overleden was, en waar zijne hts ingewanden begraven waren)in stukken barstte. Wij ïog mogen hieruit wel besluiten dat die brand allerhevigst oor geweest is. Hij geeft mede opdat op die zerk dit graf wij schrift te lezen stond. jen Zelandia tulitme siistnlit sfnglica tellus dof Extaque defuncti hcec ilia cadaver habet. ent Magna domimajora forisbene publica gessi 704 Una capax tellus non fait ulla mei. [taf -rr lel- (21) Staatkundig Zeelatid, bl. 96.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 191