101 De kunst, waarvoor ons 't harte blaakt, Mogt rijk en mild ons drenken; up: Maar nu, naar buiten! 't zoet gesmaakt, Dat veld en dreven schenken. Hot kunstoog, als 't Natuur doorzweeft, Geniet verdubbeld wat zij geeft. Naar buiten dan, o Vriendenschaar! Voort zijn de wintervlagen! Gedarteld in den zomerglans De vleugels uitgeslagen Zett' vrij de kunst de borst in vuur Wij groeten jublend thans Natuur, Rotterdam. J. rjj Hardeiiwjjkllz v ,0001}; II.: i f,r.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 235