116 kannen weten ofdroomen, zoo gclooven wij dat hij bij ditzijn berigt goede bronnen gehad heeften wij vinden hier een bijkomend bewijs voor do geloofwaardigheid zijner aanteekeningen. Hij maakt van deze komeet in eene harer volgende verschijningen nog eens gewag, maar hij wist niet, gelijk toen nog niemand, dat het dezelfde was. In het jaar 1531 <>in den Oogst, omtrent S.' Lauworensdag, sach men in Zeelandt een Comete met een vijerige vlamme of strale tot S.'Bartholomeius- dagh toe,en zij scheen allo avonden in 'tNoordwesten.» Hmejs/isjiüji gdie omstreeks 1510 geboren werd, heeft deze komeet ongetwijfeld zelf gezien, gelijk dan ook zijne bepaling van tijd en plaats der zigtbaarheid Over eenkomen met hetgeen de sterrekundigen daaromtrent hebben nagespoord. l)e eerstgomelde verschijning der komeet van Hallkij (die van 1304, of volgens anderen van 1305) wordt door andere Kronijkschrijvers met pest in écnen adem genoemd. Onze Ifronijkschrijver maakt daarvan geene meldingwei echter bij eene andere komeet, die van het jaar 1316. Hij zegt er van: «In 't jaar mcccxviopenbaarde een vervaarlijcke groote Comeet, daer eenen grooten ende lastighen dieren tijdt nae volchdeende groote Fostilentie, bijzonder in Hol- landt ende Zeelandt. Soo datter veel menschen van hongher storven. Men vont, als sommighe schrijven, die menschen op ten weglien doodt legghen van hongher, ende sommighe kinderen aen haers moeders borsten die ■9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 250