124
Nog ruim zoo ongeloof baar is betgeen onze goede Rei-
(lERSBEna boe geloofwaardig in andere opziglen ver-
baalt, dat in «Koninck Willems tijden een soo groolen
Hoij-Jaer was, dat noijt sijns ghelijck ghesien en was.
Ende in dat selve Jaer vielen Hagelsteenen uijterlocht,
daer onse Heere in gecruijst stont, daer in gheschreven
stont: Jesus JVasaremis, Rex Judaeorum(Jezus de
Nazarener, de Koning der Joden). Wij vergeven de ver
telling van dergelijke mirakelen aan den eenvoudigen
Kronijkscbrijver der middeleeuwen, maar het moet de
verontwaardiging van ieder, die weldenkt, en het met
de zaak van Kerk en Christendom goed meent, opwek
ken, dat men nog in onze dagen hier en daar dergelijke
verzinselen ingang zoekt te verschalfen van wonderdoen
de medailles, poppen en dergelijke onzinnigheden hoort
spreken als leerstukken, noodig ter zaligheid, en het
spotten met zulke dwaasheden uitkrijten voor ongeloof
en Godverzaking. Mogt de duisternis toch overal wijken
voor het licht! Maar laat ons billijk zijn, en erkennen,
dat, zij het dan niet in het Godsdienstige, toch domheid
en bijgeloof ook bij ons nog zoo sterk bij denzoogenoem
den gemeenen man gevonden worden. Zie de woorden
en zaken van spoken ,voorleekonen horoskooptrekken,
en wat dier meer zij waarlegen door en in den geest
van de loffelijke Maatschappij tot Nut van 't sflgemeen
veel gedaan is en nog veel gedaan moet worden zal
men kunnen zeggen dat de verlichting in natuurkundige
zaken tot alle standen is doorgedrongen.