127 Daarom Meimaandkeer nog dikwerf, Bloemen slrooijend aan haar' Toet! Maak haar reeds in hope zalig Die 't geloorc smaken doet. Eens toch slaat de laatste stonde Eens toch is de strijd gestreên, Eens toch werpen Engleukoren 't Rouwend kleed haar Tan de leen. 0, wanneer haar stille tranen Paarlen worden aan haar kroon Neen, dan blinkt in gansch den Hemel Geen Terloste als Zij zoo schoon Reeds, reeds hoor ik, in TerToeriug, 't Welkomstlied op maatgeluid. Nog een wijle weduwvrouwe Straks voor eeuwig 's Hemels bruid. DordrechtdSid ut Bossos.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 261