DE KERSMCHT. BH XXXXXXX*» X&XXXX VXXFvXXXXXX XXXXXS*^ ftfeflift «Moeder slaapt gij vroeg kleine Oito Glurende over 't glasgordijn, «Moeder, zeg, wat mag dat schijnsel, «Flikkrend langs de huizen, zijn? Immers ging de Zon lang onder, En ik zie noch ster noch maan »Waar ik ook naar boven ture, Ergens aan den hemel staan. «Moeder lief! och zeg gij mij «Waar van daan dat schijnsel zij? «Neen, ik slaap niet,» was het antwoord, «Lieve! ik dankte God den Heer: «Gaf Hij niet mijn' dierbren Otto «Van den rand des grafs mij weer? «Dan wil ik ook voor u bidden» Sprak de knaap, die de oogjes sloot; En, zijn maag're handjes vouwend, Knielde hij aan moeders schoot,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 276