137 - En bad kinderlijk en teedor, Als met Engelreinen mond: «Liere Yader in den Hemel! «Maak mijn moeder ook gezond.» En in 't kwijnend oog dier Trouwe Rees een traan, die 't lijden tart; Eén dier reine hemeldroppen Wellende uit een liemelsob hart. Want, sints lang ter prooije aan kommer, Sloop de teering haar in 't bloed; Doch haar amen op Gods leiding, Drupte balsem in 't gemoed. In de school des leeds gevoedsterd En gesterkt door heilgen zin, Dronk haar zielhoe mat gekerkerd Hooger kracht tot strijden in fin den blik daar héén geslagen Waar noch rouw heerscht noch gekrijt, Was haar Troege levensavond Christus en haar kind gewijd. «Kom,» dus zegt ze, «ik wil beproeven «Jongen, of gij mij verstaat, »Als ik 't raadsel u ontvouwe »Van dat flikk'rend licht op straat. Heden nacht om twalef ure Dan verjaart de schoonste dag,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 277