141 »Wis, dan gaat Hij met mij mede, »En maakt moeder wéér gezond. »Kom, koe is, terwijl zij sluimert, Ieder oogenblik mij dier! Ligt ook is, op zijn verjaardag, Wel die goede Jezus hier.» En, zich in zijn jasje wikklcnd, Ter beschutting voor do koi\ Grijpt hij zachtkens naar zijn mutsje, Op dat niets toch ritslcn zou; En zóó, stil ter deur genaderd. Die ten halven openstaat Haakt hij naainv de steile trappen En bevond zich ras op straat. Weggesleept door keur van winkels Meerendeels om 't fraaist verlicht, Bij dat aantal lieve boompjes, Langs de huizen opgerigt, Scheen hij in zichzelv' verloren En, al blikkende om en rond, Voerde hem de menigt' henen, Tot hij bij een kerkhof stond. Daar, aan 't druk gewoel onttogen, Vond de knaap zichzelvcn wéér; Want, op dien gewijden akker Boog hij vaak de knietjes neer

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 281