verlicht, ia de gedaante tan ecnen sikkel, waarvan de
bolle zijde naar het Westengevolgelijk naar de Zon
en de holle zijde naar het Oosten gekeerd is. Wij zien
den volgenden avond dezen sikkel breeder geworden;
de afstand der Maan Tan de Zon, en de grootte van het
verlichte deel der eerste neemt gedurig toe, tot dat 11a
ongeveer eene week de Maan eene half verlichte schijl
Tertoont; wij noemen dit Eerste Kwartier. Van nu af
wordt het verlichte deel al grooter en grooter, en omtrent
veertien dagen nadat men de eersten verlichten rand aan
den Westelijken hemel heeft begonnen te zien, is de
gansche schijf verlicht. De Maan slaat tegen over de Zon
en gaat met middernacht door het Zuiden: het is Volle
Maan. Van nu af begint zij aan de Westelijke zijde af
te nemen; zij komt later en later op, en nadert dus de
Zon aan de Oostzijde; na wederom eene week (minder
of meer) is de Maanschijf andermaal half verlicht nu de
Oostelijke helft—hetgeen wij Laatste Kwartier noemen.
Het verlichte gedeelte wordt kleiner en kleiner, eindelijk
een smalle sikkel, lot de Maan geheel verdwijnt en tus-
schcn de Aarde en de Zon staat. Dit tijdstip heet Nieuwe
Maan; na weinige dagen vertoont zij zich op nieuw des
avonds als een smallcn sikkelendezelfde verschijnselen
komen op nieuw in dezelfde orde terug.
Ook al zag men kort na Nieuwe Maan de gansche
schijf niet flaauw door het teruggekaatste licht der Aarde
verlicht, dan nog zou het niemand bij eenig nadenken