I, VII. lijke helft naar do Noordelijke overgaat, wordt zij gezegd in den klimmenden knoop te zijn; omgekeerd uit de Noor delijke, naar de Zuidelijke helft overgaande, is zij in den dalenden knoop. Oude Sterrekundigen noemden den eersten Drakenhoofddon laatsten Drakenstaart; namen die tegenwoordig in de Sterrekundige leerboeken niet meer gebezigd worden, maar die nog niet geheel vergoten zijn door het bijgeloof, dat allerlei voorspellingen van menschelijke lotgevallen uit dat Drakenhoofd en dien Drakenstaart plagt af te leiden. Wij houden onzo lezers voor verlicht gonoeg,om geen geloof te hechten aan den invloed, dien een Zuidelijker of Noordelijker stand der Maan op de lotgevallen en het bedrijf dermenschen zou uitoefenen. Voor den meer weteuschappelij ken onder onze lezers zij nog gezegd, dat die knoopen der Maanbaan niet op dozelfdo plaats aan den hemel blijven, maar jaarlijks ongeveer 19° terug (van het Oosten naar het Westen) gaan, zoodat zij in 12 j. 223 d. 7u. 13' eenen omloop volbrengen. Op deze beweging der knoopen van do baan der Maan en op het tijdvak, waarin die volbragt wordt, zullen wij later bij de behandeling der Eklipsen moeten terugkomen. Uit de straks aangeduide schijnbare grootte der Maan vereenigd met haren bekenden afstand van de Aarde, heeft men hare ware grootte berekend. Hare doorsnede heeft eene lengte van 465 Geographischo mijlen. Daaruit volgt een omtrek van 1460 mijlen; hare oppervlakte is

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 69