Ilï.
dat het veel tot titbreidiug onzer kennis Tan deMaans-
oppervlakte zou toebrengen.
De oorzaken Tan dat zigtbaar worden liggen in de
zoogenoemde libratienof wankelingen der Maan. De
zelve zijn hoofdzakelijk Tan vierderlei aard. Vooreerst
keert de Maan altijd hetzelfde punt harer oppervlakte
toe aan het middelpunt der jlarde. Bij gevolg staat ons
oog bij denMaans op-en ondergang de halve middellij u
der Aarde Tan den Maansafstand) hooger, dan haar
middelpunt. Staat de Maan alzoo in of nabij den horizon,
dan krijgen wij iets meer van haren bovensten rand te
Zien. Deze libratie draagt den naam van dagelij ksche.
Ten tweedewanneer de Maan ten Noorden van de
Ecliptica staatziet men iets meer van hare Zuidzijde
en omgekeerddit heet de libratie in breedte. Ten derde
wentelt do Maan gelijkmatig om hare as, terwijl zij ten
gevolge van haren ongelijken afstand van de Aarde zich
in hare baan nu eens sneller, dan eens langzamer be
weegt. Dat men ten gevolge dezer libratie in lengte nu
eens moer van hare Oost- dan Tan hare Westzijde ziet,
is zonder ecne figuur niet wel duidelijk te maken. Ein
delijk is de Maan geen volmaakt rondo bolmaar even
als onze Aarde aan de polen afgeplat. Dien ten gevolde
slingert de natuurlijke pool, zoo als ook bij de Aarde
plaats heeft, om het wiskundige poolpunt, en daaruit
ontstaat een heen en weder slingeren van deMaanschijf,
dat even als Tan onzen bolden naam van nutatie draagt.