LXVIII. •stand der Mima nan do Aarde meer. dan in liaren ver ston afstand; op den barometerstand, die in de Kwar tieren het hoogstbij Nieuwe en Yolle Maan het laagst staaten op de windstreek zoodat bij wassende Maan meer Zuidelijke en Westelijke winden, bij afnemende Maan meer Noordelijke en Oostelijke winden waaijen. Ten aanzien van de weêrsverandering bij de verwisseling dei Maans-schijngestallen zijn in verband tot aanteeke- uingen van Tualuo te PaduaPilgkam te fPeenen de beide straks genoemde waarnemers en anderenbe denkingen ingebragt door den geleerden natuurkenner Aiïago te Parijswaarin deze het ongenoegzame der opgegcvene getallen en bijzonderheden tracht aan te tooneu oin daarop do stellingen nopens den invloed der Maan op het weder te vestigen. En ofschoon in zijne gevolgtrekkingen de toeleg niet te miskennen is, om aan de Maan allen invloed op de verandering van het weder ook theoretisch te ontzeggen zoo kan nogllians eene merkbare werking op regen windstreek en barometer stand niet worden ontkend. Bepaalde voorspelling van het weder eenigen tijd vooruitzal echter bij de ver- In het Annuairepublié par Ie Bureau der longitudes te Parijs van 1833 heeft Abago een uitvoerig stuk over dit onder werp geplaatst, waarin de waarnemingen van.Schübler, Flao~ cdergbes, Toaido, Pilgram, Horslbij en anderen, worden verge leken en getoetst,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 80