LXXI.
tot de Maan is deze hoogte Teel aanmerkelijker, omdat
zij zelve zooveel kleiner isdan de Aarde. Het is niet
moeijelijk, de hoogte der Maanbergen te meten; gemak
kelijker zelfs somtijds, dan het die der Aarde te doen.
Verschillende wijzen staan daartoe den Sterrekundigen
ten diensto. Sommige daarvan kunnen wij onzen lezercn
niet duidelijk maken, doch daar wij in deze bijdragen
ons bevlijtigen, om niet alleen te doen zien, ivat men
weetmaar ook te doen gevoelendat men tot deze
wetenschap hoeft kuntien komenzoo willen wij er iets
van zeggen.
Wanneer men het eerste oogenblik waarneemt, dat
de Zon den top van cenen maanberg begint te Terlichten
weet inen den afstand te berekenen dien de berg heeft
van de grenslijn der verlichtinghoe hoogerdeberg is,
des te verder van die grenslijn wordt zijn verlichte top
zigtbaar: men bespeurt dus gemakkelijk, dat het mogelijk
moet zijn, uit dien afstand de hoogte des bergs te be
rekenen. Zoo ook wanneer de berg reeds geheel tot
het verlichte gedeelte der maanschijf behoort, kan men
do lengte der schaduw door afmeting bepalen, en daar
men nu voor ieder punt der Maan op een gegeven tijdstip
der stand der Zon en bij gevolg der lengte derschaduw
van eenig voorwerp in verhouding tot de hoogte van dit
voorwerp zelf doorberekening kan ontdekken; zoo ziet
men, dat zich hieruit almede de hoogte der bergen Iaat
afleiden. Bij verschillende hoogten der Zon en lengten