I/XX1I. der schaduw kan men deze berekening herhalen endoor die herhalingen de ligt mogelijke fouten in de waarne ming verbeterenofschoon men bij deze handelwijze voor geene groote dwalingen behoeft te vrcezenaangezien men het in zijne hand heeft, zoodanige tijdstippen te kiezen, waarop men weet, dat de schaduw twintigmaal langer is dan de hoogte van het voorwerp, en bij gevolg eene dwaling van 1000 voet in de lengte der schaduw slechts 50 voet onzekerheid in do hoogte van den berg- zon overlaten, eene juistheid van meting, die bij hooge bergen op aarde moeijeüjk zal overtroffen worden. Hoogere en lagere gebergten zijn, zoo als wij zeiden, over de geheelo naar ons toegekeerde zijde der Maan verspreid; men heeft zo ook in den rand der Maanschijf ontdekt, en sommige waarnemers willen dat zich daar juist de hoogste bergtoppen zouden bevinden, althans men liceft meermalen ontzettend hooge spitsen boven den ronden rand der Maan zien uitsteken, welke nog te hooger moeten zijn,indien die niet juist in den rand zeiven gelegen zijn, maar van deze of gene zijde daar buiten uitsteken. Daar is echter een merkwaardig on derscheid tusschen de bergen der Maan en die der Aarde. Want de eersten zijn meest alle ringvormig, zoodat zij een meer of minder diep dal insluiten euvele overeen komst hebben met de Kraters onzer vuurspuwende bergen. Men heeft opgemerkt, dat bij vele dezer ringgebergten de schaduw binnen de door den ring beslotene vlakte

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 84