LXXIII.
loor Tee* 'aSer was dan aan de buitenzijdeen men heeft
rne- daaruit het besluit getrokken dat deze binnenste ruimten
voor bodems moesten zijnveel dieper, dan do overige opper-
zien vlakte der Maan. Opzettelijke waarnemingen en mctin-
n te Sen hebben dat vermoeden tot zekerheid gebragtzoodat
naai slechts bij zeer enkele ringgebergten de bodem even
volg k°°8 isals de omüggeude vlaktemaar bij verre de
duw meosten de ruimtedoor het ringgebergte ingesloten
erg- diepe kolken bestaatvan welke er zells sommige
nogo 2Ün' die' vermits hun ringgebergte zich nooit anders,
dan in eenen schuinschen stand aan ons vertoontook
len, nooit geheel en al onbeschaduwd gezien worden. Zoo
[aan z^n er Kraters (om ze dezen naam te geven van welke
chijf men zeker weet' dat ziJ tot W en 12000 voeten diepte
laar hebben en de omtrek is bij velen evenredig grootzoodat
ïans k' V' do kom die door den ringberg Copernicuswordt
>ven
nog Heykliüs, een sterrekundige, die in de 17.e eeuw leefde,
•and en in ket Jaar 1647 te Dantzig, eene uitvoerige en voor dien tijd
laar uitmuntende maanbeschrijving met eene menigte afbeeldingen
onder den titel Selenograpkia in het licht gaf, heeft aan de merk
waardige plaatsen en vlekken der Maan namen gegeven van lan
den, zeeën en hergen van den Aardbol, met welke zij in ligging
4 zb eentje overeenkomst hebben. Men vond op zijne Maankaarten eene
een- Kaspische zee, eene Middellandsche zee, een berg Sinaï, Etna,
gen. een Apennijnscli gebergte, enz. Doch deze benamingen zijn niet
gtcn meer in gebruik. Men heeft zich tot meerder gemak en ter voor
akte koming van verwarring later bediend van de namen, die eerst
V.