LXXVHI. coner schemering aanziet, voor bewijs van eenen darn- kring, die, zoo hij bestaat, de hoogte van 2000 toet naauwelijks bereiken kan en niet minder ijl is dan zoo als wij zeidenons kunstmatig daargesleld lucht ledige. Zoo heeft men ook niets op de Maan kunnen ontdekken, dat zich met ons water laat vergelijken, maar de diepste holen en laagste plaatsen steeds ledig en oneffen gevonden. Hieruit blijkt dus, dat, indien de Maan, waaraan wij niet twijfelen, een bewoonbare en ook werkelijk bewoonde wereldbol is, aldaar geheel anders govormdo schepselen moeten gevonden worden, ongetwijfeld even geschikt voor de natuurlijke gesteld heid die aldaar heerscht, als onze Aardbol het is voor deszclfs bewoners. Daar komt bij dat door de omwenteling der Maan een geheel bijzondere toestand van licht en donker ont staan moet. Een dag op dezelve duurt 29~ van onze dagen, wanneer een even lange nacht volgt voor hetzelfde punt der oppervlakte. En de opgang der Zon, bij welke door het gemis van schemering de dikste duisternis plotseling vervangen wordt door het helderste lichtis tevens de aanvang der lente, gelijk middag en zomer, avond en herfst, nacht en winter er hetzelfde zijn. In ruim vier weken doorloopt de Maan alle klimaten en jaargetijden, waaruit mede eene eigenaardige verdeeling van koude en warmte moet ontstaan. Scurö/teb houdt de beschrevene lage en graauwe stre-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1844 | | pagina 90