LXXXVII.
hetgeen zich op of nabij het midden Tan het ons toege
keerde gedeelte der Maan bevindt, voor eene naauwkeu-
rigo beschouwing vatbaar is, daar bij het overige de
sterke kromming van den bol der Maan belet, andere
voorwerpen te ziendan dieen voor zoo ver zij zich
boven deze kromming verheffen.
Huisschel heeft proeven genomen met kleine kogeltjes
van zilver, zegellak en andere zelfstandighedenten
einde te onderzoeken op welken afstand, of onder welken
gezigtshoek hij dezelve nog bij sterke vergrooting kon
onderkennen. Daaruit is hem gebleken dat een voor
werp hetwelk zich voor liet bloote oog onder eenen
gezigtshoek van y seconde boogs vertoont, bij 600 malige
vergrooting nog kan onderkond wordenmits het zich
van het omringende zeer door heldere kleurmeerder
licht, of iets dergelijks sterk onderscheide. Een voor
werp nudat zich onder eenen hoek van V5 seconde
vertoontis naar de wetten der gezigtkunde een millioen-
maal zoover van het oog verwijdert, als deszelfs ware
grootte bedraagt, en hieruit besluit IIgbschgl, dat, daal
de Maan ongeveer 1200 millioen voet van ons afstaat,
voorwerpen van 1200 voet doorsnede de allerkleinste zijn
die men op de Maan kan waarnemen mits zich zoodanig
een voorwerp op de allerscherpste wijze van het omrin
gende onderscheide, terwijl slechts bij middelmatige on
derscheiding van hot omringende (zoo als zich b. v. op
Aarde water van land onderscheidt) de voorwerpen ten