HULDE
AAN BE NAGEDACHTENIS MIJNEB. MOEDEB.
De lang gewenschto stond is eindlijk aangebroken;
De dierbre moeder heeft voor eeuwig 't oog geloken,
Waarin en liefde en zorg een vasten zetel vond;
De tongwaarvan ons raad en troost en lessen vloeide
En die 't zelfs schrauder brein aan hare wijsheid boeide
Ligt spraakloos vastgeklemd in marmerkillen mond
De hand, die trouwe tolk van haar arbeidzaam leven,
Tot daaglijks vroom gebed ten hemel -opgeheven
Zij ligt gevoelloos daar, en drukt ons nimmer meer.
Na jaren ligchaamssmart in 'teind voor haar bezweken
Blijft haar gelatenheid nog in haar trekken spreken,
Eu drukt er 't zegel op van haar geloof en leer.
Ja, tot wat toppunt ook haar ramp en lijden stegen,
't Vertrouwen op haarGod,by christenstryd ver kregen
Bleef onbezweken steeds in ieder levensperk.
Mogt zij op de aardsche reis genot en vreugde derven
Toch dit zegt eindloos meer toch mogt zij juichend
(sterven
En 's Christens zegekroon versiert haar schaamle zerk.