41 Geliefkoosd plekje gronds waar ik vermoeid ran 't wer- Zoo gaarne henensnel; (ken, Bekoorlijk zijn roor mij uw rerzigt, boschjes perken: Daar slaat mij 't hart zoo wel! Hoe streelt mij daar do rust, te midden ran de mijnen Zóó laaft een frissche dronk Den moeden pelgrim, wien uit dorre zandwoestijnen De oase tegcnblonk. In 't grasrijk oord ,waar bron en palmbosch statig rui- Ylijt bij een poos zich neer. (schen Gedrenkt en uitgerust, tart hij het golvend bruisen Der gele zandzee weêr. Nu moog' hij zwoegen in die waterlooze streken; Gehoorzaam aan den cisch Yan d' opgelegden pligtvolbrengt hij onbezweken Zijn lange en zware reis. O lusthof, mij zoo waard! de rust, in u te smaken Versterke zóó mijn' geest, Om telkens als op nieuw met heldrcn zin te ontwaken Voor geen govaar bevreesd! Zóó vvorstle ik verder voortdo zandwoestijn van 't leven In al haar golving door Tot dat ik éénmaal rust in eeuwig groene dreven Bij beter zonnegloor Middelburg, 1845. A. F. Sivfli;.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 117