3.
Zoo zacht eu zoo verhevendat't gemoed
Geen enkle wenseb kon voeden dan alleen
Zich in dat oog te spiegelen als scheen
't Alleen in staat de drift Tan 't woelend bloed
Te temp'ren en te leiden tot een reiner gloed.
Ik minde haar, gelijk m' een heiige mint,
Indien men zoo 't gevoelen noemen mag
Dat 't hart vervult met eerbied en ontzag
En elke lust en hartstocht overwint.
'k Onthield der aard mijn vloek, alleen omdat
Haar voet nog steeds de onheiige plaats betrad.
Ja, 'k heb om haar mij zeiven schier gewraakt,
En 't vast geloof, dat niets, dan valsche waan
En wanbedrijf op aarde kan bestaan,
Omdat 'k haar deugdzaam waande zelfs verzaakt
Maar moeilijk viel het mij en pijnlijk; 't was
Als of een stem mij fluisterde op dat pas
Is dit nu uw geloof? Welnu die deugd ,die trouw,
Zij was een bloemdie spoedig welken zou
Een gifte slang, verscholen in 't gebloemt'.
Van waar zij stil heur prooi wacht en beloert:
Wee hem, wien 't lot in haar nabijheid voert!
't Verderf is daar! Hij is ten val gedoemd!...
En 'k heb die slang gekoesterd aan mijn borst,
Omdat zij 't mom der waarheid dragen dorst
'k Heb haar gevoed, bemind ja zelfs vergood
Tot dat één stond mij dwaze! 't oog ontsloot!