GRUWELDAAD.
•$•0®!»» 0«$l It« ^0®»' f t«
In't Zeeuwsch gewest aan Vlaand'reos boord
Werd eens een gruwelongehoord
Van Satan ingegeven
In 's Heeren huis bedreven:
Een teelt van vloekb're godsdiensthaat,
De moeder van 't afschuwlijkst kwaad.
Hier reesvoor 's vromen christens oog
Een ned'rig heiligdom omhoog;
Waarin hij God den Heere
Aanbad, naar reine leere;
En zonder Home's praal en pracht
Zijn' dierb'ren Heiland hulde bragt.
Dat was der blinde priesterschaar
Gehecht aan middeleeuwsch altaar
lu 't oog een scherpe doorne
Zij noemde 't in haar toorne:
Een kettersch en verdoemlijk werk
Onduldhaar voor de Moederkerk