54 En weêr naakt 's Heeren tolk gerust, Van dreigend onheil onbewust, In vromen zin, den tempel; En overschrijdt zijn' drempel; En looft er Hemmet hart en mond Die in zijn' Zoon verlossing zond. En weêr verkondigt Christus tolk, In heil'gen ijver, 't vrome volk, De blij maar der genade; En maant het af van 't kwade, En wijst den christen onder 't kruis Op t heerlijkst loon, in 's Yaders huis. 0sprak hij luistervol en schoon Is daar der martelaren kroon Die hier voor Christus strijden, »En trouw zijn' naam belijden Als of een voorgevoel van leed Den man als ziener spreken deed, Want, ziet! daar komt, in luid getier, Met schietgeweer en bloot rapier Een bende woestelingen De vrome schaar omringen En schendtmet vloeken en gedruisch Het stil en heilig bedehuis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 130