59 over als de Algcmeeue Staten, en geloofden vast, dat hun, door toedoen van sommige kwalijfcgezinde Room- schendeze mishandeling was aangedaan. En waartoe anders ook dat wreed verminkenja dooden van der- zelver leeraar; waartoe die vreesselijke bedreiging, van de kerk te zullen in brand steken en do gemeente te vermoorden, indien zij voortaan in haar tempel bij eenkwam ter godsdienstoefening? Indien de schelmen slechts roovers geweest warenen niet opgezet tot deze gruweldaad dan moest immers dit laatste hun vrij on verschillig geweest zijn? (4) Geen wonder dus, dat men het raadzaam achtte, het kerkgebouw aftebrekenen verder Staatscheu bodem op te brengen. Men bragt even wel slechts het voornaamste van den tempel over, als: eeuige steenen predikstoel, banken, stoelen, enz. Nog in 1720 zag men in het eiland oude muren derafgebro- kene kerk staan. Het was aan gene zijde der Passe-genle halfweg Oostburg en IJzendijkein den Prins Willem polder, dat men wederom de kerk oprigtte. Vermoedelijk was aldaar vroeger reeds eene buurt, JVaterlande (5) genoemd waar eene herberg en een en andere arbei derswoning werden gevonden. Thans werd het een kerk- dorpje, en zetleden er zich van tijd tot tijd meerderen met der woon neder. Ook het schoolgebouw zal men der waarts hebben overgebragt. Zulks toch is hoogst waar schijnlijk, naardien de onderwijzer uit het eiland, Thomas Majjbtess met den Predikant Jabobbs Schampej.aab

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 139