82
of andere besluiten moest, schijnen zich tegen de stich
ting van het gezegde Armkinderenhuis bezwaren te heb
ben opgedaan; immers de Regering benoemde in 1767,
en dus elf jaren na Mogges overlijden eene Commissie
om eeuige andere plans uittedenken, welke ten meeste
voordeele der stad in de plaats der toegedachte Academie,
of van het Militaire Armkinderenhuis zouden kunnen
worden aangewend, doch ook dit heeft tot geene uit
komst geleid.
Inmiddels hadden de uitvoerders van den uitersten
wil van Mogge toen zij in de uitvoering der bedoelin
gen des overledenen belemmeringen ondervonden, de
fondsen tot dit legaat behoorende en die in Engeland
belegd waren aan de regering overgedragen die eenen
bijzonderen ontvanger benoemde, om dezelve te be-
heeren.
Het behoort minder tot mijn doel, om te onderzoeken,
en te dezer plaatse te vermelden welk gebruik de
regering dezer stad nu en dan ten nutte cierzelve van
de reuten van dit aanzienlijk legaat gemaakt hebbe
en welke vermindering hetzelve ten gevolge der open
bare gebeurtenissen ondergaan hebbe het is ons thans
genoeg te welen, dat nog eene aanzienlijke hoofdsom
van hetzelve is overgebleven waarvan de renten nog
heden ten dageen zoo wij hopen voor vele volgende
geslachten, de door den loop der omstandigheden en
verminderde welvaart geschokte financiën dezer stad