108
V. oeze heersclile alom en schrik
Doodlijk zwijgen, tot dat ik,
Debora door U te goeder
Ure, voortrad als een moeder,
En gesterkt in Uwe kracht
Israël tot zijn Behoeder,
Tot zijn Koning wederbragt.
Hoe verging 't de roekeloozen
Toen zij nieuwe goden kozen,
Hulde boón aan hout en steen
Oorlog heersclile in vest en wallen
En van Isr'els duizendtallen
Wederstond schand niet één
Moed en veerkracht waren allen
Op Uw wenk, God, ontvallen
Na hun strafbaar overtrcên.
Gij hebt door Uw alvermogen
Hun verstokten zin gebogen
Schonkt hun godvrucht wéér en moed
Daarom bruischt mijn hart vol gloed,
Klinkt mijn lied en harptoon zoet
Legerhoofden u ter eere
Volk van strijdersu lot lof,
Nu gij bij uw wederkeere
Zegepraal en juichensstof
Die uw bidden overtrof,
Hebt ontvangen van den Heere,