110
Zie, 't was geen schare, niet te tellen,
Waardoor zich Barak zag verzeilen!
Zie't was een hoopken zwak en kleen
Maar onder allen was er geen
Die rugwaarts week in 't barnendst strijdeu.
Hun leus was «sterven of bevrijden!»
Zoo stortten ze op den vijand neêr,
En streden voor hun land en Heer.
Uit Efraïm zijn aangevlogen
Wier huis op 't vaste gebergte stond;
Met hen in broederlijk verbond
Is Bekjamiit vooruit getogen
Als bolwerk voor der vaadren grond.
De dappre vorsten Machirs vroegen
Zoo ras de worstelstrijd begon,
Vooraan een plaatseZebulok
Deed helden aan hun zij' zich voegen,
Die trouw den staf des tellers droegen.
Ook Issaschar toog aan en gaf
Aan Debora zijn jongelingen,
Ja Issaschar was Baraks staf,
Zijn vorsten durfden hem omringen
Zich storten van de heuvelklingen
En vliegen naar de vlakten af.