Ill Bij 't kabblend ruischen Tan zijn beken Zat Rcbek overpeinzend neer. Wat is zijn wijsheid groot gebleken Toen de angst voor sneuvlcn was geweken Wat strekt zijn strijdplan hem ter eer! Wat had hij wijslijk plaats verkoren Bij zijner schapen zoet geblaat! Daar, in zijn stil gepeins verloren, Deed Rbbek heldenwijsheid hooren En openbaarde groot beraad. Ook Gileab was doof van ooren En stelde zich niet in den rei; Zijn zonen hoorden liever 't klaatreu Jordane, van uw heldro waatren Dan wapenklank en krijgsgeschrei Wat kon Dak uw hart verleiden Wat u Aser dat gij beiden Van Isr'eis trouwen afgescheiden, Daar bij uw schepen nederzat En in een veilge havenstad Den heilgen band des bloeds vergat Neen, anders dachten uwe zonen, Neftali en Zebuxok Gij woudt uw kindren niet rerschoonen Maar leerdet hen voor lauwerkroonen Zich wagentoen de strijd begon.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 193