Ill
Bij 't kabblend ruischen Tan zijn beken
Zat Rcbek overpeinzend neer.
Wat is zijn wijsheid groot gebleken
Toen de angst voor sneuvlcn was geweken
Wat strekt zijn strijdplan hem ter eer!
Wat had hij wijslijk plaats verkoren
Bij zijner schapen zoet geblaat!
Daar, in zijn stil gepeins verloren,
Deed Rbbek heldenwijsheid hooren
En openbaarde groot beraad.
Ook Gileab was doof van ooren
En stelde zich niet in den rei;
Zijn zonen hoorden liever 't klaatreu
Jordane, van uw heldro waatren
Dan wapenklank en krijgsgeschrei
Wat kon Dak uw hart verleiden
Wat u Aser dat gij beiden
Van Isr'eis trouwen afgescheiden,
Daar bij uw schepen nederzat
En in een veilge havenstad
Den heilgen band des bloeds vergat
Neen, anders dachten uwe zonen,
Neftali en Zebuxok
Gij woudt uw kindren niet rerschoonen
Maar leerdet hen voor lauwerkroonen
Zich wagentoen de strijd begon.