113
Zielstijg op met adlaars schachten
Bezing «lat uur, met nieuwe krachten,
Toen aarde en hemel in verbond
Ten kamp aan onze zijde stond
Ën ons hun overwinbre magten
Op 's Heeren wenk ter hulpe zond.
Hoe vloden zij na 't tergend snoeven!
Naauw raakten hunner paarden hoeven
Bij voortgezweeple vlugt den grond.
Heil, heil u, dappren die mijn zegespraak mogt hooren!
Maar wee u, 31 rnoswee, u is Gods wraak bereid;
Des Heeren engel zegtdreun haar mij n vloek inde ooren
Ja Meros zijt vervloekt! uw wederspannigheid
Komt haast u t' huis, dan is verwoesting u beschoren.
Dan wordt in bloed en puin het lol ten toon gespreid
Dat van Jehova's hand den trouwelooze beidt.
Maar gij wees gezegend gij braafste der sclioonen
Aan Hbber den edelen Keniter tot vrouw
Gezegend, Jaëi, om godvrucht en trouw,
Ver, ver boven allen, die tenten bewonen.
Hij vroeg u om water, maar melk gaf uw hand;
In zilveren schaal hebt gij room hem geboden.
Toen dacht hij zich veilig, zijn haatren ontvloden
Hij lei zich ter ruste van slaap overmand.