Middelburg. 6. Men heeft Toordeson mij klein Amsterdam genoemt En 'ck was te land en zee om koomenschapp' beroemt. Waar eens mijn haren was, sie 'ck weiden nu en teellandt er Mijn nieuwe dreight al mee! ai! geefmij niet te reel landt. I Graaf Froms gaf mijn' schoot sijns vaders kil gebeent: Tweehondert jaer daerna heb ik mijn brant beweent* ns 1492. 'k Had naauw de mijter op, of 's is mij afgevallen, us lek berg reel goudsreel goeds reel cierlijks in mijn wallen. Zierikzee. in de Mijn oorsprongh sich verliest in diepe nacht der eeuwen. >ze s'0fm één nacht mij vijfmaal hondert weeuwen. 1454. Een wonderbaer gevaert, ten vierde maar volbout. Toont waer ick sta aan elck,die mij van verr'aanschout. Ier le Vlaming heeft mij fel bestoockt in oude tijden rt. 1304. e Spanjaert op mijn wal gebeuckt aan alle sijden. 1576. 't Verlies van mijn cieraat was van één nacht het werk: 7 Oct. 1832. Nu sitt ick, voor hoelang? nog met een halve Kerck.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 201