m 121 Veere. Sluis. ver een rt, rt. Ldt.' ven Van Wolfaert* reecken ick mijn allereerst begin. *van Borselen De handel braght eertijds mij geld en welraert in. Het is Toorbij dat ick op schatt' Tan Oost en West hoop. Nu sitt' ick arm en naeckt, als Job salt' op den mesthoop, Gij, die mij besoecktaensiet mijn droeren staat, En denck dat zoo de glans der weereld ondergaet. Mijn Toorbeelt leert het u: als menschen sijn de steden: Den eenen gaet omhoogh, den andren naer beneden. ut. Van all' mijn oude pracht en mogt ick niets behouwen, Mijn haren is Terzand: de keur der praelgebouwen Kasteel lik De suster Tan Parijs* ligt in het stof Tergruisd; ld, naar de Bastille Tan Parijs ghebout. J Mijn scheepïaert is gesloopt: mijn handel is Terhuisd. 12. Nogh Toel ick Parma's Tuist mij tot een puinhoop maecken ïd1587. Yogh roost mijn ingewant der Brugghenaren blaecken;* 1323. Nog quijn ick aan de wond die mij de Franschman sloeg et: 1794. Voor snlck een kleine stadt ,lofs, liefs en leeds genoegh.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 203