1
JM
132
wordt tot paddanooit stad tot stadde uitgerekt. Kerk
wordt tot liet tweesilbige kerke; jurk nooit jurke. De
Schouwenaar vaart wei met de kloetemaar zet zijnen
voet in zijn schuitje, of schutemaar nimmer om een
braide, altijd eene bruid aftchalen. Iets dergelijks als
met paddat in de eene beleekenis welin de andere
niet verlengd wordt, heeft, en nog sterker, plaats met
kraam. Een Zeeuw (wij spreken hier vooral van de
mindere standen, en plattelandsbewoners, bij welke de
verschillende uitspraak te sterker in het oog valt) zegt
wel, dat zijne vrouw in de krame (spr. uit als het Fran-
sche crème) ligtmaar nooitdat hij iets op de kermis
in een kramealtijd kraam (kraem) gekocht heeft. Ik
zelf zou mij in dat al of niet verlengen bij na onmogelijk
kunnen vergissen maar reden er voor kan ik evenmin
geven als er regel voor opsporen. Daarom beveel ik het
dagelijks voorkomende, maar weinig opgemerkte ver
schijnsel aan de aandacht van taalkundigen.
2.
Dergelijke willekeur naar het schijnt, bestaat in de
uitspraak van de ij. Meestal wordt die - en ik geloof,
dat het eigenlijk ook zoo behoort, omdat de ij eigenlijk
een verdubbelde i en van de 7 wezenlijk onderscheiden
is-uitgesproken als ie, b. v. tijd. (tied), krijt,(kriet),
echter kortaf en minder op de e blij vende hangen. Moeije-
lijk kan het onderscheid in de uitspraak tusschen kieken