142
Ja, ons stoff'lijk aardsche leven,
Vrienden, is als glas zoo broos,
't Is ons slechts ter leen gegeven,
Dikmaals voor een korte poos.
Daarom laat ons zonder klagen,
't Leven met zijn zuur en zoet,
Moedig en gelaten dragen
't Iszoo als het wezen moet.
Kom geduldig dan in 't leven
Moedig voorwaarts op de baan
Naar geloof en hoop te streven
En de liefde boven aan
In 't genieten niet brooddronken
Niet vertwijf'lend in de smart
Neem den beker ingeschonken
Altijd met een lijdzaam hart.
Al het goede komt van boven
En wat kwaad schijnt, is vaak goi
Vrienden, wilt gij 't wel geloovenp
't Bitterst bitter kweekt soms zoet
In den tuin van 's menschen leven
Ziet men bloem en distel staan
Aan den steelvan doorn omgeven
Hangt het lieflijk roosjen aan:
Flukt behoedzaam bloem en loover!
Mijdt de doornen; kweekt geduld:
Maar beklaagt u nouit er over
Kwetst gij u door eigen schuld