150 Wij sluiten 't oog voor 's hemels gloed En derven 't waar geluk. Wij zijn, helaas! elkanders plaag. En smeên elkaar het juk. De rampwier wigt de Tolken drukt Eu neêrbuigt tot den grond Is door elkaar ons opgelegd Is rrucht Tan menschenTond. 0 Vorstenrij o Tolkenschaar Wordt éénmaal waarlijk wijs; Staat af Tan heerschzucht en geweld Stelt op den Trede prijs! Zoekt heil te stichten waar gij kunt Ook waar het offers kost En 't menschdom is Tan willekeur En staatskrakeel verlost! Vraagt niet alleen: wat is mijn regtp Vraagt: wat is Christenpligt P Den Koning en den onderdaan Verrijst dan 't heerlijkst licht; Dan gloort er over Kerk en Staat Een zachte lentegloed; Verkwikt den zin, verheugt den geest. En koestert elks gemoed

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 232