DE WELLUSTELING.
Wie nadert daar met waggelenden gang,
Gebogen hoofd en ingevallen kaken
Wiens strakke blik en ingezonken oog
ï)e diepste smart, ja wanhoop zelfs verraden
Wie is die grijze nog geen dertig jaar
Wat deed hem toch vóór d' ouderdom zich krommen?
0 rraag dil niet! Op 't voorhoofd diep geploegd,
Vindt gij zijn naam iu leesbaar schrift geschreven:
Wellustelingja schrik voor dezen naam!
u Wellusteling die vijftig lange jaren
In even zoo veel maanden heeft verkwist
En nu ter prooi van namelooze ellende
Zijn aanzijn vloekt en morrend met zich sleept!
Dit schreef Natuur met onuitwischbre trekken
Als stelde zij een schrikk'lijk toonbeeld daar,
Dat nooit haar wet wordt straffeloos geschonden
Maar dat dit kwaad zijn' dienaar gruwzaam loont.