hunnen grond verdedigden met dezelfde vastberaden heid, waarmede zij dien gewonnen hadden. Hunne over winningen bij Wiest koppel1253) en bij Baarland^ 1295) kunnen er van getuigen. In den laatstgenoemden strijd sloegen 300 Zeeuwsche landlieden, wel geschaardzoo als Melis Stoke schrijft, zoo vele duizenden Vlamingen op de vlugtzoodat zij mede in de krijgskunst niet achterlijk moeten geweest zijn. Dit bleek ook in den scheepsstrijd op de Gouwe bij Zierikzee (1304)waarin de kloeke bemanning der Zeeuwsche schepen, die zelfs niet ten oorlog toegerust waren, veel toebragt tot de overwinning. Die bemanning was geoefend in de kunst van scheepsbestier, en wist ook op het gevaarlijk element den vijand hare meerderheid te toonen. Voor onderschei dene steden, als: Zierikzeeyfrnemviden VereVin- singen en andere was toch de scheepvaart reeds eene voorname bron van bestaan en welvaart geworden, De eilandbewoner is van natuur een visscher. De Zeeuwsche kustbewoners zochten al vroeg in dit bedrijf een middel van bestaan eerst slechts, om in hunne nood wendige levensbehoeften te voorzien. Daartoe vonden zij uit, opdat zij van den overvloed des zomers winter voorraad zouden overhoudende kunst van zoutbereiding uit verbrande derrie Zoo ontstond de zeinering, en wel dra was de aldus bewaarbaar gemaakte visch een han delstak, welke, na de uitvinding van Beükelszooï ,eene goudmijn werd. Het een leidde voorts tot het ander. Bij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1846 | | pagina 244